Drie kaarsen branden nu op de Adventskrans. We zijn al halverwege de derde week! Eén kaars moet nog volgen. Vier kaarsen – vier zondagen in deze voorbereidingstijd op Kerstmis.
Ook met Kerstmis branden
we kaarsen. Kaarsen, die een meervoudige betekenis hebben.
Een kaars staat symbool
voor gebed. We denken aan je; we steken een kaarsje voor je op.
Een kaars verwijst ook
naar Christus, “Licht van de Wereld”. Naar het Goddelijke licht. Naar
werkelijke liefde, naar vrede.
Maar ook wijzelf zijn als
een kaars. Ook wij mogen licht geven.
Sommige kaarsen branden
enkele dagen. Sommige kaarsen branden een paar weken, een paar maanden. Een
paar jaar. Sommige kaarsen branden dertig, zestig, tachtig, wel meer dan
honderd jaar.
Soms sputtert je vlam, zit
er water in je was, of lijkt de pit wel te doven. Tijd, om je kaars goed te
onderhouden, tijd, om te herbronnen.
Sommige kaarsen zijn
prachtig versierd, en lijken van binnenuit licht te geven.
Andere kaarsen hebben een
kleine, maar rustige vlam.
Wat gebeurt er als je een
spotlicht op je kaars zet? Op deze kaarsen hier, op de Adventskrans?
Welke schaduw geeft een
brandende kaars?
Kijkt de kaars naar zijn
eigen schaduw, dan denkt hij:
“Mijn kaars brandt niet.
Ik zie de was, de pit. Ik zie geen vlam. Ik brand niet. Ik geef geen licht.
Alles is duister om mij heen”.
Dit zijn kaarsen, die een
heel zuiver licht geven. Er zitten geen roetdeeltjes in hun vlam.
Zuiver licht heeft geen
schaduw.
Laat uw kaars rustig
branden. Geloof de schaduw niet; iedereen heeft zijn kaars, haar kaars
gekregen. En wij mogen daarmee licht geven. Wees licht, in deze donkere tijd
voor Kerstmis. Wees licht, in deze wereld die dat zo nodig heeft. Vertrouw op dat Licht, dat met Kerstmis wil
komen, en bij ons blijft.
Reacties
Een reactie posten